Waar woont de das? 

Dassen wonen onder de grond, niet in zomaar een hol; ze wonen in 'burchten', riante onderaardse kastelen.
De bouwkunst van de das is onze voorvaders ook al opgevallen. De naam 'das' stamt vermoedelijk van het Indo Germaanse woord 'thachsa', dat bouwen betekent.

De das is een echte bouwmeester. Bij voorkeur graven ze een hol in een steile helling, dan verloopt het afvoeren van de grond makkelijker. Ook de grondsoort is van belang bij de keuze van een hol; liefst goed vergraafbare grond, waarin bovendien regenwater snel wordt afgevoerd. 
Dassen bouwen hun burchten bij voorkeur in bosranden of houtwallen, in de buurt van gras of akkerland en water. 

Het aantal gangen ('pijpen') en holen ('kamers') van een dassenburcht varieert. 
Veel bezitten slechts een paar gangen en twee of drie kamers, maar dat aantal kamers kan oplopen tot meer dan dertig. Dan worden het enorme bouwwerken met een uitgebreid netwerk van gangen en kamers. 
Gangen komen uit op 'rotondes' en voeren naar kamers, verspreid over meerdere etages. Loodrecht omhoog gegraven ventilatieschachten zorgen voor de gewenste atmosfeer.
Deze bouwwerken groeien door de inspanningen van honderden generaties dassen uit tot burchtcomplexen met een oppervlakte van meerdere voetbalvelden. 
De ovale gangen hebben een doorsnede van ongeveer 30 centimeter. De kamers hebben een doorsnede van 50 centimeter tot één meter.


De oudste bouwsels op aarde
In Schotland is bij archeologische opgravingen een dassenburcht ontdekt van 10.000 jaar oud, in Tsjechië zelfs een die 100.000 jaar oud zou zijn. Daarmee behoren dassenburchten naast termietenheuvels tot de oudste bouwsels op aarde.
Zeer bekend is een burcht in Bergharen. Deze burcht staat bekend als de 'Honderd-holenburcht' en wordt zelfs in buitenlandse literatuur genoemd als de grootste van Europa. Helaas is deze burcht deels afgegraven en jarenlang benut als motorcrossterrein.
Dassen zitten er niet meer en van de burcht is weing meer terug te vinden.


Uitstekende graver

Voor het graafwerk is de das toegerust met zeer sterk ontwikkelde en gespierde voorpoten. In zand graaft hij met het grootste gemak, maar ook andere grondsoorten kan hij de baas. Met zijn drie centimeter lange nagels werkt hij zich door leem, klei en mergel. Brokstukken tot twee kilo kan hij loswerken en naar buiten brengen. Met zijn stevige achterpoten en achterwerk duwt de das het losgewerkte materiaal naar buiten.
Zo ontstaan de opvallende stortbergen bij de uitgangen van de burcht.
Kenmerkend zijn de afvoergeulen, die vanuit de uitgang van de burcht naar het eind van de stortbergen leiden. Zorgvuldige afvoer via deze geulen voorkomt, dat bij zware regenval het puin in de burcht terugspoelt.
In nog geen tien jaar kan één simpel hol uitgroeien tot pakweg twaalf holen, maar burchten kunnen ook geen enkele groei vertonen.
Het ontstaan van compleet nieuwe burchten is in Nederland vrij uniek. Als in een bepaalde streek de dassenstand zich herstelt, zullen de aanwezige dassen eerst de oude verlaten burchten herbezetten. 
Voor dassen is een oude burcht zelfs naar tientallen jaren leegstand nog als burcht herkenbaar en kan hij weer bewoond raken.


Onderhoud van de burcht
Dassen houden van een schone burcht. Ze gebruiken vers geurig nestmateriaal, dat ze regelmatig mee naar buiten nemen om te luchten.
Dassen leggen geen voedselvoorraden aan in de burcht, en poepen en urineren doen ze buiten de burcht.
Dassen brengen ongeveer tweederde van hun leven door in hun burcht. Ze besteden dan ook veel tijd aan onderhoud. Regelmatig worden nieuwe holen en kamers gegraven of oude hersteld. Vooral in de herfst grijpt de graafkoorts om zich heen: Alle burchten krijgen een grote beurt. Alle rommel wordt naar buiten gewerkt. Daarna worden de kamers opnieuw gestoffeerd en geïsoleerd. Met hun voorpoten harken ze varens, mos, bladeren of gras bij elkaar. Ze rollen dit nestmateriaal tot een hanteerbare bol en verslepen die behendig tussen kop, borst en voorpoten achterwaarts mee naar huis.


Bijburchten
Een dassenfamilie verlaat soms voor kortere of langere tijd de hoofdburcht. Niet ver van die hoofdburcht ligt in de regel een tweede burcht. En op grotere afstand bezit de familie vaak meerdere kleine bijburchten en vluchtholen.
Zo'n 'buitenverblijf' is kleiner dan de hoofdburcht; het aantal pijpen is kleiner en de stortbergen zijn minder groot. Ze liggen in strategisch opzicht in bepaalde seizoenen soms gunstiger ten opzichte van bepaald voedsel.
Langs de vaste paden ('wissels'), in de beschutting van een houtwal, een bosrand of bijvoorbeeld een heg, graven dassen vluchtholen. Wanneer een das tijdens zijn voedseltochten wordt gestoord, weet hij vliegensvlug de dichtstbijzijnde vluchtpijp te vinden.

 

Waar leven de dassen in de Loonse en Drunense Duinen?

In de Loonse en Drunense duinen wonen de dassen overal waar ze eten kunnen vinden en burchten kunnen graven. Dit is vooral in de bossen en niet in de duinen. Het aantal dassen op dit moment word geschat op 182, dit is een toename van 10% ter opzichte van 2015.